Socrates op sneakers - Filosofische gids voor het stellen van goede vragen van Elke Wiss: ruim 200.000 boeken verkocht. DRIVE - Train je stoïcijnse mindset van Mark Tuitert: 65.000 stuks. Boeken over filosofie gaan de laatste jaren als warme broodjes over de toonbank; waarbij auteurs (en hun uitgevers) vaak benadrukken dat ze ‘praktische’ filosofie bedrijven. Was filosofie vroeger vooral iets voor stoffige, verrimpelde types, nu is het vakgebied helemaal terug van weggeweest. In april vieren we weer de Maand van de Filosofie, met lezingen, debatten, festivals en filosofische nachten. We laven ons aan de woorden van de Denker des Vaderlands (eerder onder meer Hans Achterhuis, René Gude, Marli Huijer, nu Marjan Slob). De School of Life, opgericht door filosoof Alain de Botton, groeit als kool: eerst met vooral filosofie colleges, nu steeds meer met opleidingen gericht op managementthema’s als leiderschap, persoonlijke ontwikkeling en samenwerken. Een van de docenten, Lammert Kamphuis, haalde onlangs veel media-aandacht met zijn nieuwe boek Verslaafd aan ons eigen gelijk, toert met een theatershow door het land maar treedt ook op festivals, zoals Lowlands.
Handel vanuit kalmte
Binnen die oplevende aandacht voor filosofie, is de laatste jaren vooral het werk van de stoïcijnen populair. Gebaseerd op de klassieke stoïcijnse teksten van onder andere Epictetus, Seneca en Marcus Aurelius vind je in de boekhandel praktische titels als Handboek voor de moderne stoïcijn, Hoe word je een stoïcijn? en Op weg naar vrijheid - Stoïcijnse teksten voor tijden van crisis. Je kunt je onderdompelen in een ‘stoïcijnse week’, je mindset trainen bij de Stoïcijnse School en ga zo maar door. Een van de elementen wat de stoïcijnen waarschijnlijk zo aantrekkelijk maakt: maak een onderscheid tussen de dingen die wel of juist niet in onze macht liggen, zoals Epictetus noteerde in zijn Handboekje. Word je ziek, of moet je je winkel sluiten omdat er een pandemie is uitgebroken, dan heb je daar geen macht over. Dus maak je er vooral niet druk om. Het enige waar je wel macht over hebt, is hoe je ermee omgaat. Als je dat onderscheid leert te maken word je volgens de stoïcijnen een gelukkiger mens. Zij zeggen: ‘neem het leven zoals het komt en handel vanuit kalmte’. Geen slecht advies in tijden van polarisatie. Het devies van de stoïcijnen zien we ook terug bij Stephen Covey: hij plaatste de dingen waar je geen invloed op kunt hebben - zoals je reputatie, lichaam, collega’s, of de economie - in een ‘zorgencirkel’; en waar je wel vat op hebt - zoals je gedachten en opvattingen - in de ‘invloedscirkel’. Naarmate je je energie meer richt op die invloedscirkel, krijg je meer dingen voor elkaar, stelde Covey.
Woede een nutteloze emotie
Ook voormalig schaatser Mark Tuitert timmert flink aan de stoïcijnse weg. Na zijn boek DRIVE - Train je stoïcijnse mindset in 2021, kwam hij vorig jaar met de opvolger FLOW - De stoïcijnse mindset voor een rijkelijk stromend leven. Met ‘tien praktische lessen waarmee je op koers blijft’. Zijn Olympische gouden medaille op de 1500 meter, in 2010, heeft hij deels te danken aan de teksten van stoïcijnse filosofen als Epictetus, Marcus Aurelius en Seneca. Hoe dan? De dag voor zijn gouden race verknalde Tuitert zijn rit op de 1.000 meter; althans, hij was favoriet maar eindigde als vijfde. ‘Het was mijn eerste individuele Olympische race, op mijn beste afstand. En dan eindigen als vijfde… ik was eerst woedend, maar had geleerd van de stoïcijnen dat dat een nutteloze emotie is. Waar je vooral niet in moet blijven hangen. De Romeinse keizer Marcus Aurelius beschrijft in zijn Overpeinzingen prachtig hoe je bij tegenslagen weer de innerlijke rust in jezelf kunt vinden. En van Epictetus wist ik: beheers je angst en je schaamte; focus op kalmte, geduld en moed. Door deze filosofische lessen raakte ik mijn woede snel kwijt, kwam weer in de juiste flow en won de volgende dag goud.’
Accepteer je lot
Een andere les van stoïcijnen: denk na over je overtuigingen, stel je oordeel uit. Mensen voeren vaak helemaal geen echte gesprekken met elkaar, ze wisselen alleen maar meningen en oordelen uit. Als zo’n oordeel je raakt, moet je bij jezelf te rade gaan waaróm je eigenlijk geraakt wordt, stelt Tuitert: ‘Als stoïcijn weet ik: ik kan niet alle wijsheid in pacht hebben, integendeel. Dat geldt dus ook voor de ander. Het is veel wijzer om vragen te stellen, maar dat gebeurt veel te weinig. Dat houd ik managers ook graag voor. Ze kunnen zich beter richten op de wijsheid en de initiatieven van hun medewerkers! Een goede manager is vooral coach.’ Ook in zijn persoonlijk leven had Tuitert naar eigen zeggen veel aan de stoïcijnse filosofie. Hij had geen prettige jeugd: een slechte band met zijn vader, zijn ouders gingen na een vechtscheiding uit elkaar, zijn moeder pleegde later zelfmoord. In een blog hierover haalt hij Epictetus aan: ‘Van onze ouders hebben we niets te eisen. Het is wijzer ze totaal te accepteren, onze oordelen op te schorten en te beseffen dat ze alles hebben gegeven wat ze binnen hun eigen mogelijkheden konden geven. Dat heb ik gedaan, al heeft me dat best wat moeite gekost. De les? Het accepteren van je lot is altijd de beste keuze, simpelweg omdat het is waar je het mee moet doen.’
Ware kennis door dialoog
Dat mensen in gesprekken veel zenden en weinig vragen, was theatermaker Elke Wiss jaren geleden al opgevallen. Die ontdekking bleek de bron voor haar fascinatie voor de filosofie, specifiek het Socratisch gesprek, wat resulteerde in haar bestseller Socrates op sneakers. En in een goedlopende adviespraktijk voor mensen die willen leren hoe ze een Socratische dialoog voeren en tot een verdiepend gesprek kunnen komen. Wiss: ‘In gesprekken blijven mensen vaak aan de veilige kant, uit angst voor pijnlijke emoties en ander ongemak. Dat zorgt voor oppervlakkige, saaie gesprekken. Tegelijk zoeken we wel de verdieping. Socrates leert ons hoe je goede vragen kunt stellen die uitnodigen tot verdieping.’
Een probleem voor veel mensen is dat ze geen vragen durven te stellen, schrijft Wiss; laat staan goede vragen. ‘Socrates was een meester in het stellen van goede vragen. Een van zijn bekendste uitspraken is: ‘Het enige dat ik zeker weet is dat ik niets weet.’ Juist daarom ging hij op zoek naar ware kennis die in zijn ogen ontstaat in dialoog met anderen; zij fungeerden dan als slijpsteen voor zijn eigen denken. Andersom hielp Socrates door die vragen te stellen zijn gesprekspartners aan ware kennis: door zijn kritische vragen, ontdekten die dat wat ze dachten zeker te weten, vaak helemaal niet klopte.’
Leer vragen en verwonderen
De brandstof voor zo’n Socratische dialoog is verwondering, leerde Wiss. Kinderen kunnen zich nog verwonderen, je de oren van het hoofd vragen. Maar die vaardigheid raken we, naarmate we volwassen worden, helemaal kwijt. Wiss: ‘Dat is doodzonde! Ik herinner me een verjaardag waar oudere mannen om beurten zaten op te scheppen over hoe goed ze hun vermogen hadden belegd, en hun pensioen hadden geregeld. Ze luisterden totaal niet naar elkaar, zaten alleen te wachten tot ze hun eigen verhaal konden vertellen. Er werd geen enkele vraag gesteld.’ Die kick van praten over jezelf heeft ook een biologische verklaring, schrijft Wiss in Socrates op sneakers: zodra je persoonlijke informatie deelt met anderen, wordt er dopamine aangemaakt in je hersenen, wat zorgt voor een prettige roes.
Het vermogen tot verwonderen en tot het stellen van goede vragen, kan je leren en onderhouden, vervolgt Wiss: ‘Eigenlijk zouden we het vak ‘Vraagvaardigheden’ al op de basisschool moeten onderwijzen aan kinderen. En dat doortrekken naar vervolgopleidingen, tot aan de pabo aan toe. Nu is het zo dat volwassenen vragen stellen al snel dom vinden. Liever zenden ze, komen ze met een sterke mening. Want daarmee scoor je.’ Ook herkenbaar, en een stevige rem op het stellen van goede (vervolg)vragen, schetst Wiss, is dat we in een gesprek heel snel vervallen in een van deze drie reflexen: je komt meteen met een goedbedoeld advies; je biedt hulp; of je vertelt over je eigen ervaringen met het betreffende gespreksthema. ‘Ik vraag dat mensen wel eens tijdens een training of workshop. Ze beginnen dan vaak besmuikt te lachen, want die reflexen herkennen ze direct. Je kunt jezelf aanleren om die reflex tegen te houden, het gesprek even te vertragen en zo tijd te maken om een goede vervolgvraag te stellen.’
Maar nu concreet?
Wiss en Tuitert noemen zich ‘praktische’ filosofen, Ben Kuiken is filosoof en promoveert begin maart aan de Radboud Universiteit Nijmegen in de filosofie op het onderwerp Making sense of sense making, a philosophical inquiry; onder begeleiding van de filosoof René ten Bos en organisatiekundige Mathieu Weggeman. Hij heeft een publieksversie uit zijn proefschift gedestilleerd: Het zinnigste boek dat je ooit zult lezen - Hoe we weer zin kunnen maken van de toekomst. Kuiken is al jaren actief op het snijvlak van organisatie en filosofie, eerder als journalist, later als ‘organisatiefilosoof’. ‘Als journalist, onder andere van Management Team, ging ik bij bedrijven graag op zoek naar de menselijke verhalen: waarom doen we wat we doen? Wat is de zin van al dat harde werken? Later, als organisatiefilosoof, analyseerde ik hoe organisaties filosofie kunnen gebruiken om beter met problemen om te gaan.’ Als ‘denkadviseur’ geeft Kuiken lezingen en begeleidt hij mensen in organisaties met ‘zin maken, en te stoppen met de onzin’. Wat zijn de reacties? ‘Veel managers hebben zoiets van: leuk hoor, die filosofie, maar wat kán ik er nou concreet mee? Ze gaan dus uit van een soort nuttigheidsdenken. Alles moet altijd maar nut hebben, dus toepassingen van filosofie ook. Werken staat in het teken van sneller, goedkoper en efficiënter, en van continu verbeteren. Met deze tirannie van de markt maken we elkaar helemaal gek.’ Hij is het eens met Wiss wat betreft het nut van verwondering: ‘Verwondering is het begin van het denken, van de filosofie. Je moet je blijven verwonderen over de dingen, zonder dat je daar meteen iets nuttigs mee kan of iets van vindt. Daar krijg je zin van. Maar steeds meer werkende mensen missen de zin in dat werk, vragen zich af waarom ze eigenlijk zo hard werken. Waarom de economie altijd maar moet groeien. Met als direct gevolg burnout en stress.’
Het leven overkomt je
Organisaties zijn altijd maar druk met plannen maken en de toekomst voorspellen, maar heeft dat eigenlijk wel zin? Kuiken schrijft daarover: hoewel niemand de toekomst kan voorspellen en elk plan sneuvelt bij het eerste contact met de vijand (schreef Von Clausewitz ooit), heeft het maken van plannen tóch nut. Alleen niet om de reden waarom we zo vaak plannen maken, namelijk om de toekomst vorm te geven. Dat is op zich onzin, want het leven overkomt je terwijl je andere plannen maakt, waar je dan achteraf betekenis aan geeft. ‘Maar die plannen geven mensen wel voldoende houvast en richting om te kunnen handelen, en dit handelen is nodig om erachter te komen wat ze eigenlijk denken. Dat is toch hoe het werkt, in organisaties? We geven er allemaal mooie woorden aan, maar in essentie is wat we doen één grote potpourri van doelen, keuzes, gevoelens, problemen en relaties.’
Wat ziet hij als de centrale stelling van Het zinnigste boek dat je ooit zult lezen? ‘Dat de zin in de ban is geraakt of overwoekerd is door de zin van de markt. Daardoor verlangen wij voortdurend naar wat de marketingmachines produceren, zoals een fijne vakantie, een nieuwe auto en likes op social media. En willen we alles zo efficiënt en doelgericht mogelijk organiseren.’ Hij wijst op ‘een hoopvolle tegenkracht’ die we vinden bij de ‘betekeniseconomie’: die biedt een alternatief paradigma voor het gangbare kapitalistische model en focust op sufficiency, oftewel genoeg is genoeg.
Filosofie? Blijven trainen
Wat kan een conclusie zijn van deze korte, filosofische rondgang? Dat meer aandacht voor filosofie de dolende mens/manager/medewerker verder kan helpen? Verkoopsuccessen van boeken als van Wiss en Tuitert wijzen in die richting. En wat doen we met de zin van het leven? Daar kom je nooit uit, dus moet je maar gewoon zelf die zin zien te maken, zegt Kuiken: ‘Zoals René Gude ooit zei: zin maken moet je ambachtelijk ter hand nemen. Want als je geen antwoord kunt geven op de vraag of het allemaal zin heeft, waarom zou je je dan ergens voor inspannen? Gelukkig lijken de meeste mensen daar redelijk in te slagen, was de conclusie van Gude, ‘want we komen toch maar mooi elke ochtend opnieuw ons bed uit. We gedragen ons in elk geval alsof het leven zin heeft.’’
Bekijk filosofie waar ’t kan vanuit praktische toepassingen, stelt Tuitert: ‘Het gaat er niet alleen om wat je weet, maar vooral om wat je doet. Filosofie moet je geregeld beoefenen, net als schaatsen. Het is mijn ervaring dat je je innerlijke kracht kunt trainen. Zodat je je eigen houding kunt kiezen als je met tegenslagen om moet gaan.’ Neem de acteur of zanger die last heeft van een verlammende podiumangst: ‘Die angst komt vooral voort uit de gedachte hoe het publiek op je zal reageren. Wat vinden ze van me? Krijg ik straks applaus? Maar daar heb je sowieso geen enkele invloed op. Je kunt wel degelijk leren hoe je je op het podium alleen maar concentreert op je eigen spel. Of in de schaatshal op je eigen race. Dan herwin je je kalmte en kun je toch goed presteren.’
Wiss denkt dat de instrumenten van de filosofie, zoals argumenteren, analyseren of een Socratisch gesprek, kunnen bijdragen aan een mooiere wereld. ‘Daarvoor is het nodig dat we leren om beter gesprekken te voeren en om te reflecteren op ons handelen. Zodat we ons denken en handelen kunnen fijnslijpen. Dat is leuk om te doen en je word er gelukkiger van, is mijn ervaring. Die mentale fitheid moeten we vervolgens onderhouden, zoals we onze fysieke fitheid bijhouden in de sportschool. Op dat vlak valt nog een wereld te winnen.’