Klein probleem: die rationele burger en kieskeurige consument bestaan niet, of in onvoldoende mate. Werkelijke keuzevrijheid-voor-allen is nog een ver verwijderd ideaal. De meeste mensen kiezen uit sleur, angst of luiheid, sluiten zich gedachteloos aan bij de smaak van de meerderheid, weten niet wat ze moeten kiezen, lijden aan zwakheid van de wil, ontwijken moeilijke keuzes, willen tegenstrijdige dingen, of laten welbewust allerlei keuzes over aan het toeval of aan professionals die het volgens hen beter weten.
Dit is het uitgangspunt van Richard Thaler en Cass Sunstein in hun nu al beroemde boek Nudge (dat de ondertitel ‘Improving Decisions about Health, Wealth and Happiness’draagt). Beroemd, omdat de kerngedachte inmiddels door de nieuwe Amerikaanse president Obama als beleidsmantra is omarmd. Het ‘libertair paternalisme’ dat de auteurs verdedigen is bedoeld als creatieve uitweg uit de versleten ideologische tegenstelling tussen staatspaternalisme en marktvrijheid, en slaat volgens hen een brug tussen de onnodig gepolariseerde posities van Democraten en Republikeinen. Die derde weg voorbij links en rechts, voorbij de rigide command-and-control van de staatsregie en het laisser-faire van marktfundamentalisten, past natuurlijk naadloos in Obama’s evangelie van nationale politieke verzoening.
De keuzes die mensen maken zijn sterk afhankelijk van de sociale en materiële context. Experimenten met de manier waarop het voedsel wordt uitgestald en gerangschikt in schoolkantines (de salades eerst, de toetjes het laatst, frieten of wortels op ooghoogte, enzovoort) wijzen uit dat die ‘keuzearchitectuur’ de consumptie van bepaalde items met soms wel 25 procent vergroot of verkleint. Voor managers van supermarkten is dat geen geheim. Een ander voorbeeld: als het registratiesysteem voor orgaandonatie wordt veranderd van ‘nee, tenzij’ in ‘ja, tenzij’ (iedereen is in principe donor, tenzij men zich daarvoor afmeldt) blijkt dat een enorm effect te hebben op het aantal aanmeldingen. De kracht van de default-regel is zo sterk dat bijvoorbeeld in Duitsland, waar het eerste systeem geldt, slechts 12 procent van de burgers toestemming geeft, terwijl in Oostenrijk met het tweede systeem liefst 99 procent meedoet.
Kleine veranderingen in de keuzecontext kunnen dus grote gevolgen hebben. De ‘ware voorkeuren’ van mensen worden vaak pas in en door deze context, dus door de framing-activiteit van keuzearchitecten geschapen. Thaler en Sunstein vinden het dan ook legitiem om het gedrag van mensen te beïnvloeden, als dat hun levens langer, gezonder en beter maakt. De meeste rokers willen bijvoorbeeld met roken ophouden, maar spelen dat niet in hun eentje klaar. Een ‘nudge’, ofwel een duwtje in de goede richting, is dan welkom. Dat is een zwakke, niet-betuttelende vorm van paternalisme, waarbij keuzes niet worden opgedrongen maar mensen altijd nee kunnen zeggen.
Mensen maken vaak keuzes die niet in hun belang zijn, en die anders zouden uitvallen als ze beter zouden zijn geïnformeerd, onbeperkte cognitieve vermogens zouden bezitten of zichzelf volledig in de hand zouden hebben. Maar de homo economicus die ‘kan denken als Albert Einstein, evenveel geheugenruimte heeft als IBM’s Big Blue, en de wilskracht van Mahatma Gandhi’ is een neoliberale mythe. Mensen zijn vaak overoptimistisch, vallen gemakkelijk ten prooi aan verleidingen en zijn geneigd tot kuddegedrag. Het is bijvoorbeeld onwaar dat lemmingen massaal zelfmoord plegen door elkaar blindelings in de afgrond te volgen. Dat zogenaamde ‘lemminggedrag’ is een ‘urban legend’, dus eerder een voorbeeld van menselijk kuddegedrag: men gelooft erin omdat anderen erin geloven!
Neoliberalen denken ten onrechte dat die keuzearchitectuur bij de overheid per definitie in slechte en bij de markt in goede handen is. Maar markten prikkelen bedrijven juist vaak om misbruik te maken van menselijke zwakheden in plaats van deze te repareren of de gevolgen ervan te verzachten. Niet dat het omgekeerde per se waar is: de publieke en de private keuzearchitectuur kennen volgens Thaler en Sunstein allebei specifieke voor- en nadelen. Zo is het uitermate paternalistisch om, zoals harde liberalen willen, mensen altijd en overal tot keuzes te dwingen, ook al zijn ze daartoe niet bereid of in staat. De vermarkting van de gezondheidszorg in Nederland laat de funeste gevolgen zien van dat staatspaternalisme-dat-niet-zo-mag heten.
Thaler en Sunstein zijn beter op dreef wanneer ze het ‘libertair paternalisme’ in algemene zin verdedigen dan in de toepassing ervan. De drie hoofdstukken over sparen, investeren en lenen laten zien hoe sterk ons sociaaleconomisch systeem verschilt van het Amerikaanse, en zijn deels door de kredietcrisis achterhaald. In een stelsel van ‘ieder voor zich en God voor ons allen’ geldt een andere keuzearchitectuur dan in de Europese sociale verzekeringsstaten. Staatsinterventies om banken en industrieën te redden gaan ver aan het libertair paternalisme voorbij, en dat is maar goed ook. Thaler en Sunstein beseffen te weinig dat de keuzevrijheid ongelijk is verdeeld, en dat de vrijheid van sommigen dus moet worden beperkt om die van anderen te vergroten.
Ook het hoofdstuk over ‘Saving the Planet’ stelt teleur: het vertelt weinig nieuws over hoe we met z’n allen in de goede richting van matiging en duurzaamheid kunnen worden geduwd. Libertair paternalisme is ook hier een te zwakke optie: de klimaatcrisis vergt dwingender ingrepen ten dienste van het algemeen belang. En het curieuze hoofdstuk over de privatisering van het huwelijk, dat volgens de auteurs zowel orthodoxe religieuzen als voorstanders van het homohuwelijk zou plezieren, is zelfs naïef te noemen. Je zou bijna denken dat dat voorstel iets te maken heeft met de religieuze bezwaren die Obama zelf tegen het homohuwelijk heeft.
Over Dick Pels
Socioloog en filosoof Dick Pels is essayist voor onder andere NRC Handelsblad, de Volkskrant, De Groene Amsterdammer en Hollands Diep. Hij is (hoofd)docent maatschappijtheorie en sociale filosofie aan de universiteiten van Amsterdam en Groningen. Daarnaast is hij een van de oprichters van de progressieve denktank Waterland.