Onlangs verschenen twee nieuwe lezenswaardige biografieën over Mill, geschreven door de Engelsman Richard Reeves (‘John Stuart Mill. Victorian Firebrand’, 2007) en de Nederlander Cor Hermans (‘Een Engelsman in Frankrijk. Een andere geschiedenis van John Stuart Mill’, 2008). Uitgeverij Boom bracht onlangs een tientjes-herdruk van de Nederlandse vertaling Over vrijheid op de markt. Dirk Verhofstadt, de aanvoerder van de Belgische denktank Liberales, stelde een boek over dat beroemde boek samen met bijdragen van bekende Vlaamse en Nederlandse auteurs. Wat maakt ‘On Liberty’ zo bijzonder?
Anders dan neoliberalen vaak suggereren was Mill geen klassieke ‘laissez-faire’ denker of marktfundamentalist, maar pleitte hij juist voor de socialisering van het kapitalisme. Hij was voorstander van landhervorming via staatseigendom van de grond, van coöperatieve productie in de industrie en van maximering van de vermogensoverdracht via erfenissen, en was niet principieel gekant tegen herverdeling via het belastingstelsel. Mill stemde grotendeels in met de socialistische kritiek op de kapitalisme, hoewel hij vasthield aan de prikkels van de concurrentie en het economisch eigenbelang. Het belangrijkste gevaar van het communisme en andere vormen van collectivisme school volgens hem in het feit dat zij de ontwikkeling van het individuele karakter onderdrukten, en op die manier de culturele diversiteit en het innovatievermogen van de samenleving onder druk zetten. Het ideaal van de menselijke ontwikkeling in zijn rijkste diversiteit: dat was het motto dat Mill ontleende aan de Verlichtingsdenker Wilhelm von Humboldt en aan de tekst van ‘On Liberty’ vooraf deed gaan.
Kenmerkend voor Mills individualisme zijn twee cruciale nieuwe elementen: (1) de aanscherping ervan in de richting van nonconformisme of excentriciteit, en (2) de dubbele toepassing ervan ‘in de breedte’ (voor de massa) en ‘in de hoogte’ (voor de elite). Het individualisme moest volgens Mill zowel een horizontale als een verticale werking hebben. Er was niet alleen meer individualiteit nodig voor ‘gewone’ mensen, maar er moest ook ruimte worden gemaakt voor een gecultiveerde en vrijzinnige elite die deze massa moest leiden en opvoeden.
Die dubbele toepassing van het individualisme is uiterst actueel. Onze huidige samenleving wordt immers gekenmerkt door een perverse paradox. De massificatie en de commercialisering van het individualisme hebben nieuwe vormen van kuddegedrag voortgebracht, die juist zo moeilijk grijpbaar zijn omdat zij met individualistische idealen worden gelegitimeerd (‘Be an original’, zoals de sigarettenreclame aanbeveelt). De begrijpelijke reactie is om het individualisme vervolgens failliet te verklaren ten gunste van religieuze, neoconservatieve of nationalistische vormen van gemeenschapsdenken. Maar Mill leert ons dat het individualisme nog steeds springlevend is, en dat idealen als zelfrespect, autonomie, authenticiteit en non-conformisme kunnen worden gekeerd tegen dezelfde populistische tendensen van de markt en de media die zich juist op die idealen beroepen.
Individuele burgers zouden reflectiever, kritischer en weerbaarder moeten worden gemaakt tegen de verleidingen van het consumentisme, de prestatiecultuur en de dwang van de publieke opinie. Maar het individualisme heeft ook een verticale dimensie, waar de maatschappelijke elite zelfbewuster en moediger zou moeten optreden tegen de populistische verplatting. Mill bepleitte met zoveel woorden een ‘aristocratische’ democratie, die het inspirerend leiderschap van maatschappelijke elites herwaardeert ten opzichte van de heerschappij van de ‘volkswil’. Uitdrukkingen als ‘zelfregering’ en ‘de macht van het volk over zichzelf’ waren volgens Mill misleidende illusies. ‘Volk’ stond óf voor de meerderheid óf voor het meest actieve en uitgesproken deel van het volk. Behalve het gevaar van ‘pars pro toto’ (het deel dat zich uitgeeft voor het geheel) dreigde dus ook het gevaar van tirannie van de meerderheid over de minderheid - die door huidige populisten als Rita Verdonk nota bene als het wezen van de democratie wordt beschouwd.
Deze dreiging van meerderheidstirannie heeft bij Mill bovendien een bredere strekking, ver voorbij de risico’s van de democratische politiek. De maatschappij zelf kan een tiran zijn, en een collectieve despotie uitoefenen over de individuen die haar samenstellen. Deze tirannie De tirannie van de heersende opinies, sentimenten, gewoonten en praktijken kan formidabeler en indringender zijn dan de politieke repressie: zij kan ‘de ziel zelf in slavernij nemen’. Daarom is het volgens Mill essentieel om de individualiteit en zelfs de excentriciteit te verdedigen als cruciale bestanddelen van het goede leven. Dit ideaal van een zo groot mogelijke variëteit van meningen, karakters en leefstijlen houdt in dat er volop ruimte moet zijn voor wat Mill ‘levensexperimenten’ noemt.
Maar individuele spontaniteit wordt door de meerderheid niet gezien als waardevol, maar eerder als een lastig obstakel. Originaliteit is iets waar niet-originele geesten nu eenmaal het nut niet van inzien. Conformisme is de regel. Maar alle goede dingen zijn de vrucht van originaliteit: er moet altijd iemand de eerste zijn om iets nieuws te doen. Er zal dus altijd behoefte zijn aan mensen die niet alleen nieuwe waarheden ontdekken, maar zich ook op een nieuwe manier gedragen, en voorbeelden geven van een meer verlicht optreden, een betere smaak en een beter begrip van het menselijk bestaan. Dat zijn er maar weinigen, maar zij zijn volgens Mill ‘het zout der aarde’.
In deze omstandigheden moeten uitzonderlijke individuen niet worden afgeschrikt, maar juist worden aangemoedigd om anders te denken en te doen dan de massa. In onze conformistische tijd (1859!) is alleen al het voorbeeld van non-conformisme, de weigering om te buigen voor de gewoonte, een verdienste. ‘Juist omdat de tirannie van de publieke opinie van excentriciteit een verwijt maakt, is het nodig dat mensen excentriek zijn, om deze tirannie te doorbreken… Dat nu maar zo weinig mensen excentriek durven zijn, is het grootste gevaar voor onze tijd.’
Maar om dit uitzonderlijke, onaangepaste, geniale individualisme tot bloei te brengen moet ook de massa individualiseren. De ‘topsport’ van een elite van individualisten veronderstelt ook de cultivering van individualiteit als ‘breedtesport’. Op die manier is niet alleen de vrije ontwikkeling van ‘gewone’ mensen een voorwaarde voor de vrije ontwikkeling van ‘ongewone’ mensen, maar zullen er ook telkens ongewone mensen nodig zijn om gewone mensen wakker te schudden en uit de tirannie van hun gewoonten te bevrijden. Zowel in de politiek als de cultuur moet daarom een spel van wisselwerking tussen beide op gang worden gebracht. Dat zal niet gespeend zijn van spanning, rivaliteit en conflict. Maar het is onmisbaar om twee kwaden te vermijden: de eenzijdige heerschappij van een autoritaire elite en de even eenzijdige heerschappij van de stem en de smaak van het volk.
De actualiteit van Mills ‘On Liberty’ ligt in deze dubbele (horizontale en verticale) toepassing van het individualisme. Dit is ook de diepere betekenis van de denk- en meningsvrijheid die hij voorstaat. De algemene vrijheid van denken is niet alleen noodzakelijk voor de vorming van grote denkers, maar tegelijkertijd (en meer nog) om gewone mensen in staat te stellen een zo hoog mogelijk geestelijke niveau te bereiken.
De paradox van onze huidige cultuur is dat het individualisme en non-conformisme worden misbruikt en op hun kop gezet door de commercie en de mediacultuur. Het non-conformisme is populistisch geworden, niet alleen als volksvermaak (denk aan het clichématige ‘extreem gaan’ van mediaberoemdheden) maar ook als massa-ideaal (iedereen is uniek en authentiek, en wil als zodanig worden erkend). Maar we moeten proberen om door die paradox van het massa-individualisme heen te denken. Dan is non-conformisme ook een mogelijkheid om werkelijke individualiteit te bereiken, in verzet tegen het pseudo-individualisme waartoe de markt en de media ons verleiden. Dan is er ook ruimte voor een elite die zich durft te verzetten tegen het populisme van degenen die zich valselijk beroepen op de wijsheid en soevereiniteit van het volk.
(Op 23 april wordt in De Balie het boek ‘150 Jaar Over Vrijheid’ gepresenteerd, m.m.v. van o.a. Dirk Verhofstadt, Femke Halsema, Paul Cliteur, Rob Wijnberg en Mieke Aerts. Zie www.debalie.nl)
Over Dick Pels
Socioloog en filosoof Dick Pels is essayist voor onder andere NRC Handelsblad, de Volkskrant, De Groene Amsterdammer en Hollands Diep. Hij is (hoofd)docent maatschappijtheorie en sociale filosofie aan de universiteiten van Amsterdam en Groningen. Daarnaast is hij een van de oprichters van de progressieve denktank Waterland.