Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Achtergrond

Arbeid als opium van het volk

Werk is afleiding. Het neemt ons in beslag en dempt nodeloos gepieker over de zin van het bestaan. Het vernauwt ons perspectief op de wereld, en dat is maar goed ook. Anders zouden we teveel nadenken over wie we zijn en waar we mee bezig zijn. In die ‘onontbeerlijke kortzichtigheid’ en ‘prachtige lichtzinnigheid’ ligt precies onze levensdrift: ‘een blinde wilskracht, even indrukwekkend als die van een mot die voortvarend over een raamkozijn loopt, een door een te haastige kwast achtergelaten klodder verf ontwijkt, en weigert zich te verdiepen in een breder perspectief, waarin hij zal sterven voor de avond is gevallen’, mijmert de filosoof De Botton in zijn boek Ode aan de arbeid.

Dick Pels | 27 maart 2009 | 3-5 minuten leestijd

Een nogal dubbelzinnig loflied op de arbeid dus. De Botton is een fijnzinnige waarnemer die dol is op onverwachte perspectieven. Hij beoefent met overgave de kunst van de vervreemding. Vervreemding is in zijn ogen ook het kenmerk van onze arbeid, die zo in deeltjes is opgeknipt dat we het zicht kwijtraken op het grotere geheel. Maar anders dan Karl Marx voorziet De Botton dit van een positief voorteken. Marx stelde dat de arbeider in het kapitalisme vervreemd was geraakt van zijn arbeidsproduct, van het arbeidsproces, van andere arbeiders, van de natuur en van zichzelf. De Botton kijkt vooral met ironische verbazing naar de ernst en vastberadenheid waarmee we taken op ons nemen die, bezien vanuit groter verband, volkomen onzinnig zijn.

Als we zouden weten welk lot onze projecten en inspanningen te wachten staan, zou ons dit onherroepelijk verlammen. Werk is de perfecte zeepbel om onze drang naar volmaaktheid op te projecteren. Het verkleint onze onmetelijke zorgen tot enkele relatief kleine en haalbare doelen, het voedt ons gevoel van bekwaamheid, het vermoeit ons op deugdzame wijze, en het zorgt voor brood op de plank. Meer is er volgens De Botton niet.

Dergelijke cynismen vallen natuurlijk slecht bij humanisten die mét Marx van mening zijn dat de arbeid wel degelijk een ‘vrije activiteit’ moet zijn waarover mensen overzicht en zeggenschap moeten houden, waarbij zij trots zijn op wat zij maken, en waarin zij zich kunnen ontplooien. Menselijke arbeidsvreugde kan niet worden gelijkgesteld aan de blinde wilskracht van een mot. Dat ons werk in het grotere verband onbeduidend en nietswaardig is, is niet iets om je met een postmoderne glimlach bij neer te leggen.

Met zijn in- en uitzoomende verteltechniek laat De Botton allerlei onvermoede aanvoerlijnen, tijdpaden en verwerkingsketens zien. Spotters van vrachtschepen op de Theems inspireren hem tot een bespiegeling over de nietigheid van de individuele mens naast de onmetelijke intelligentie van de moderne collectieve geest. Een enorm distributiecentrum in het midden van niets attendeert hem op de kloof die gaapt tussen de dingen die wij dagelijks consumeren en hun onbekende herkomst en makers. In een foto-essay volgt hij de hele keten van de tonijnenvangst op de Maldiven via het vliegtransport en de supermarkt tot aan het bordje van Sam, de zoon van Linda, die eigenlijk geen tonijn lust maar toevallig een deskundige blijkt te zijn op het gebied van de wereldzeeën en hun bewoners.

De Botton bezoekt vreemde werkplekken en bekijkt die als een vreemdeling. Hij laat zien hoe het chocoladekoekje ‘Moments’ door de merkontwikelaars van United Biscuits van een subtiele persoonlijkheid wordt voorzien. Hij volgt een carrièreadviseur die ten strijde trekt tegen het feit dat de meeste mensen hun hele volwassen leven vastzitten aan een baan die voor hen is uitgekozen ‘door hun onbezonnen zestienjarige zelf’. Andersom bestaat in onze maatschappij teveel de indruk dat je alles kan worden wat je maar wilt: ‘Onze tijd heeft de perverse neiging de uitzondering te laten doorgaan voor de regel’. Dat geldt ook voor de uitvindersbeurs die hij bezoekt, waar hij onder andere Edward van Noord uit Amsterdam tegenkomt met zijn 1-2-3 Stop Fire wegwerpbrandblusser. Velen zijn geroepen maar weinigen zijn uitverkoren: 99,9% van de uitvinders komt van een kouwe kermis thuis.

Een Londens accountskantoor is voor hem een glazen monument van overspecialisatie rondom het oude vak van boekhouder. Weet een kantoormens nog wel waar zij mee bezig is? Gelukkig kan zij een naamkaartje uitdelen dat anderen vertelt (maar vooral haarzelf eraan herinnert) dat zij een Business Unit Senior Manager is ‘en niet een vluchtig, vergankelijk bewustzijn in een toevallig universum. Wat is het bevredigend om in toom te worden gehouden door de veronderstellingen van collega’s, in plaats van te worden gedwongen in de eenzaamheid van de kleine uurtjes te overwegen wat je allemaal had kunnen zijn en nooit meer zult worden’.

Van een show van nieuwe vliegtuigonderdelen in Parijs tot aan een spookachtig vliegtuigkerkhof in de Mojave-woestijn: het is allemaal van een grote vergeefsheid. De Botton verlustigt zich in de nietigheid van het menselijk streven, dat volgens hem zijn grootsheid verkrijgt juist omdat wij geen weet (willen) hebben van dit onvermijdelijk verval. We moeten druk bezig blijven om onze spoken te verjagen en onze dromen te kunnen vergeten. Voor Marx was de arbeid een middel tot zelfverwerkelijking. Volgens de briljante poseur De Botton is arbeid eerder de opium van het volk.

Over Dick Pels

Socioloog en filosoof Dick Pels is essayist voor onder andere NRC Handelsblad, de Volkskrant, De Groene Amsterdammer en Hollands Diep. Hij is (hoofd)docent maatschappijtheorie en sociale filosofie aan de universiteiten van Amsterdam en Groningen. Daarnaast is hij een van de oprichters van de progressieve denktank Waterland.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Boek bij dit artikel

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden