Maar disruptie is zo oud als de weg naar Rome en bedrijven gaan maar zelden ten onder als een direct gevolg van disruptie. Menno Lanting onderzocht in De disruptieparadox het fenomeen disruptie en hoe organisaties ermee omgaan.
Disruptie is ‘hot’. We worden van alle kanten gedisrupt als we niet oppassen, zo lezen we in menig artikel en boek. Airbnb disrupt de hotellerie, Uber de taxiwereld, Netflix de omroepsector en Tesla de autobranche. Er wordt veel zin en onzin gezegd over vernieuwing, innovatie en disruptie maar vreemd genoeg ontbreken in de discussie maar al te vaak een heldere definitie en aanpak. Want wat is disruptie nu precies, hoe kun je er als organisatie mee omgaan en hoe kom je tot echte innovatie?
Daarom is er nu De disruptieparadox waarin Menno Lanting het fenomeen disruptie uitlegt en in een context plaatst. Tegelijk geeft hij de lezer vijf stappen mee voor echte innovatie. Lanting is adviseur en spreker op het gebied van digitale technologie, leiderschap en innovatie. Hij schreef eerder boeken als Olietankers en speedboten, De slimme organisatie en Iedereen CEO. De disruptieparadox – in 5 stappen naar echte vernieuwing bestaat uit drie delen.
In deel 1 wordt het begrip disruptie uitgelegd en in een breder perspectief geplaatst. Disruptie is te herleiden tot het Latijnse disruptio, met als vroegste betekenis ‘in stukken breken’. Pas de afgelopen twintig jaar wordt de term gekoppeld aan technologische ontwikkelingen die een bestaande markt heel snel veranderen, waardoor gevestigde partijen verdwijnen of ingehaald worden door nieuwe concurrenten. Indachtig Clayton M. Christensen die het begrip ‘disruptieve innovatie’ eind jaren negentig van de vorige eeuw op de kaart heeft gezet. De essentie van disruptie is volgens de auteur simpelweg het bieden van een betere klantervaring. Want veel organisaties bieden hun klanten, patiënten en burgers niet meer dan grijze middelmaat. Logisch dat ze links en rechts ingehaald worden door nieuwe partijen die het slimmer aanpakken. Organisaties kunnen dit disruptiegevaar tackelen door evolutionair te verbeteren en radicaal te innoveren.
De auteur helpt meteen een aantal belangrijke mythes de wereld uit: startups zijn maar zelden succesvol en zelden disruptief, gevestigde bedrijven zijn vaker disruptief dan nieuwkomers, nieuwe technologieën vervangen bestaande technologieën niet meteen en blijven vaak lang naast elkaar bestaan (ledlamp én gloeilamp) en gevestigde bedrijven gaan zelden tot nooit failliet als direct gevolg van disruptie. Ook zijn niet alle uitvindingen innovatief en niet alle innovaties zijn disruptief. En of iets disruptief is kan pas achteraf worden vastgesteld en niet vooraf zoals nu vaak gebeurt. Om disruptief te kunnen zijn moeten een aantal zaken samenkomen, zo schrijft de auteur: samenkomende innovaties, veranderende waardenetwerken, nieuwe businessmodellen en nieuwe organisatiestructuren. Denk aan de komst van de auto als vervanger van paard en wagen en tram. Hier kwamen verschillende innovaties samen, kwamen er nieuwe spelers op de markt en waren er nieuwe businessmodellen en organisatiestructuren nodig. Disruptie is wat dat betreft ook niets nieuws. Vanaf de 18e eeuw hebben we te maken met vier golven van disruptie, van waterkracht en ijzer tot spoorwegen, elektriciteit en verbrandingsmotoren tot digitale netwerken en nieuwe media. We staan aan de vooravond van de vierde golf van disruptie met 3D-printing, nanotechnologie en kunstmatige intelligentie. Daarbij bieden volgens de auteur vijf imperfecties in bestaande waardenetwerken kansen voor (disruptieve) innovatie, namelijk wanneer er in een markt sprake is van complexiteit, overtolligheid, verspilling, beperkte toegang en gebrek aan vertrouwen. Tip van de auteur: om te beoordelen hoe gevoelig jouw markt is voor nieuwe toetreders, kun je bijvoorbeeld je eigen aanbod aan deze vijf imperfecties toetsen.
In deel 2 passeren vier belangrijke paradoxen (schijnbare tegenstellingen) de revue. Het gaat om de paradoxen snel versus langzaam, kans versus bedreiging, ratio versus emotie en exploitatie versus exploratie. Kort samengevat: innoveren duurt in de regel lang, maar soms kan het erg snel gaan. Nieuwe ontwikkelingen bieden zowel kansen (als je er actief op inspeelt) als bedreigingen (als je niet of verkeerd reageert), klanten kopen, kiezen en beslissen vooral op basis van emotie en minder op basis van ratio (focus op emotionele klantbeleving) en bedrijven moeten zich zowel richten op exploitatie (in stand houden) als exploratie (vernieuwen). Deze ‘korte-lange termijn spagaat’ blijkt in de praktijk lastig te zijn, maar in het boek lees je hoe verschillende bedrijven hier mee omgaan. In dit tweede deel beschrijft de auteur ook twee algemene strategieën voor disruptieve innovatie. Disruptie van onderaf (zoals Ryanair met een low-budget propositie) en disruptie van bovenaf (zoals Tesla met een premium propositie).
Deel 3 beslaat vijftig pagina’s en is gewijd aan de vijf stappen naar echte vernieuwing. Deze vijf stappen zijn achtereenvolgens (1) los problemen van de klant op, (2) verbeter de zwakste schakel in je aanbod, (3) ga voor een kleine wendbare netwerkorganisatie, (4) realiseer zelfsturing en (5) versnel de innovatie door innovatie van buitenaf (belang nemen in of kopen van startups), innovatie van binnenuit (top-down, bottom-up of outside-in) of door een hybride organisatievorm waarin je zowel olietanker als speedboot bent. Deze vijf stappen worden in grote lijnen beschreven waarbij de auteur soms wat kort door de bocht gaat. Zo ziet de auteur drie strategieën bij het streven naar een kleinere en daarmee meer wendbare organisatie: snoeien in personeel, werk wegsnijden of een volledige verandering. Dit in combinatie met ‘zelfsturing’ waar het misschien beter is om te spreken over ‘zelforganisatie’ want zo geeft de auteur aan: ‘juist een organisatie waar zelfsturing centraal staat, vraagt om stevig management’ (ook een paradox).
De auteur sluit het boek af met een epiloog waarin het belang van wendbaarheid voor vernieuwing benadrukt wordt. Want ‘als we de toekomst maar gedeeltelijk kunnen voorspellen, heeft het uitzetten van een strategie met een bepaald gewenst eindpunt weinig zin’, zo schrijft de auteur. Het draait om het adaptief vermogen van de organisatie met koersen op real-time data en de resultaten van experimenten. Dit is zeker nodig, maar het lijkt me slechts een deel van het verhaal. Want hoewel de toekomst moeilijk te voorspellen is, moeten organisaties zich ook bezig houden met het structureel verkennen van de toekomst met behulp van verschillende methodieken en tools (strategic foresight). Om de mogelijke toekomstbeelden en inzichten die daaruit voortvloeien te gebruiken in een flexibel strategieproces (rolling strategy) en het werken met scenario’s. Hiermee creëert men een betere uitgangspositie in het snel en wendbaar inspelen op veranderende omstandigheden. Want het gaat er volgens de auteur niet meer om dat je beter, sneller of goedkoper bent dan de concurrent; je moet bereid zijn iets geheel anders te gaan doen. Het denken in toekomstbeelden en scenario’s kan daarbij helpen. Ook zijn er managementdenkers die vinden dat het doelbewust en expliciet opstellen van een strategie belangrijker dan ooit is in tijden van verandering en onzekerheid. Zo is volgens de Amerikaanse professor Michael Porter het paradoxale dat door de continuïteit van de strategie een organisatie zich beter kan aanpassen aan de veranderende omstandigheden en beter kan innoveren.
Menno Lanting biedt met De disruptieparadox een mooie samenvatting van inzichten en ervaringen over vernieuwing, innovatie en disruptie die de afgelopen jaren zijn beschreven door een keur aan managementdenkers, consultancybureaus en kennisinstituten, en door de auteur zelf. Van de 205 pagina’s zijn bijna dertig pagina’s gewijd aan bronvermeldingen. In het boek passeren veel voorbeelden de revue waaronder het vaker aangehaalde Apple, Amazon, Uber, Airbnb, Google, 3M, Unilever, Spotify, ING, Eneco en het ter ziele gegane Kodak. De teloorgang van dit iconische bedrijf laat bij uitstek zien hoe moeilijk het is om als gevestigd bedrijf de juiste beslissingen te nemen en tijdig en succesvol te vernieuwen. De meer ingevoerde lezer komt soms bekende concepten tegen hoewel ze niet concreet genoemd worden zoals job to be done, lean startup en co-creatie. Ieder hoofdstuk sluit af met een korte opsomming van de belangrijkste punten of actiestappen, handig om de rode draad van het verhaal vast te houden en om de kernpunten nog eens terug te kunnen lezen. Ter lering en vermaak staan door het boek heen interessante visies en uitspraken van ondernemers en innovators.
De disruptieparadox is een aanrader voor iedereen die zich wil verdiepen in het fenomeen disruptieve innovatie. Het boek is niet vernieuwend, innovatief of disruptief, maar prettig leesbaar en een goede kennismaking met het onderwerp. Neem het advies van de auteur zeker ten harte: ‘In plaats van enorm veel energie te steken in het vinden of bedenken, toepassen en vermarkten van nieuwe disruptieve innovaties, is het veel verstandiger om in te zetten op het verbeteren van de klantbeleving en het ontwikkelen van wendbaarheid, met name op het gebied van businessmodellen en organisatiestructuur’. Betekent wel dat je dingen anders moet bekijken en aanpakken, want zo zegt Albert Einstein in het boek: ‘waanzin is keer op keer hetzelfde doen, maar andere uitkomsten verwachten’.
Over Sjors van Leeuwen
Sjors van Leeuwen (Indora Managementadvies) is adviseur, auteur en spreker op het gebied van klantgericht ondernemen, strategie en marketing. Door zijn ervaring is hij goed thuis in vele strategische vraagstukken en het toenemend belang van de ‘de klant’ als onderscheidende factor. Sjors schreef o.a. Wendbare strategie op één A4, Zorgmarketing in de praktijk en CRM in de praktijk.